Beschrijving
Leo Smit: Divertimento (Piano Quatre-Mains) 1940
Vierhandige muziek – Quatre-Mains.
Leo Smit kwam uit een gemengd Sefardische Asjkenazische familie. Zijn vader, Rephaël Smit, was een rijke schoenenhandelaar die afstamde van de familie Ashkenazi Smit. De andere drie grootouders, waarvan er twee ook neven waren, stamden af van de Sefardische familie Ricardo. Leo’s grootvader, Jozef David Smit, was onderwijzer en voorzanger in de synagoge. Leo groeide op in een overwegend geseculariseerd gezin waarin nauwelijks enige binding was met de joodse traditie, wat tot uiting komt in de namen van beide kinderen: Leopold en Eleonore Josephine.
Leo studeerde tot zijn zeventiende op het gymnasium en verliet de school zonder diploma; hij wilde muziek studeren. Eerst piano aan de muziekschool en later compositie bij Sem Dresden aan het Conservatorium van Amsterdam. In 1924 was hij de eerste in de geschiedenis van het conservatorium die cum laude afstudeerde in compositie. Al vroeg in zijn carrière werden zijn orkestwerken uitgevoerd door het Concertgebouworkest in Amsterdam, onder leiding van beroemde dirigenten als Cornelis Dopper, Pierre Monteux en Eduard van Beinum.
Hij doceerde kort harmonie en analyse aan het Conservatorium van Amsterdam, maar in 1927 verhuisde Leo naar Parijs om zijn muzikale horizon te verbreden. De banden met Nederland bleven intact en hij kreeg verschillende lucratieve opdrachten. Zijn muziek voor de jubileumspelen van de universiteiten van Leiden en Delft trok veel aandacht. Smit schreef ook muziek voor film, een nieuw genre voor een industrie die nog in de kinderschoenen stond. Een groot succes was zijn muziek voor Charley Huguenot van der Lindens film Jonge Harten. In Parijs observeerde hij alles om hem heen scherp en werkte hij hard, waarbij hij zangers en dansers begeleidde in verschillende nachtclubs. Leo was de juiste man op de juiste plaats omdat hij gemakkelijk uit het hoofd speelde en op verzoek improviseerde in verschillende stijlen. Hij toerde zelfs met twee dansers door Noord-Afrika.
In tegenstelling tot veel van zijn Nederlandse collega’s had Smit geen dagelijkse strijd om te overleven. Hij trouwde in 1933 met Lientje de Vries, ze woonden in een chique appartement aan de Seine, tegenover de Eiffeltoren en werden financieel ondersteund door hun rijke families. Leo bezocht allerlei muzikale evenementen en had inspirerende ontmoetingen met de componisten van die tijd, zoals Darius Milhaud en Erwin Schulhoff.
Het Quintet (1929) was het laatste werk van Smit dat in Parijs in première ging. In het Amsterdamse Concertgebouw dirigeerde Monteux de première van Schemselnihar en Van Beinum het Concertino for Harp. De Sextuor werd ook uitgevoerd met van Beinum aan de piano. Vlak voor de oorlog leek het erop dat de carrière van Smit tot stilstand kwam, niet alleen in Frankrijk maar ook in Nederland. Monteux, Van Beinum en Dresden stopten met het programmeren van zijn werken en er leek geen geschikte infrastructuur te zijn voor de muziek van Leo Smit in of buiten Nederland. Hij was geen uitzondering; praktisch geen componist kon de kost verdienen met de pen.
Eind 1936 verhuisden de Smits van Parijs naar Brussel en in november 1937 waren ze door familieomstandigheden weer terug in Amsterdam. Kort daarna stierf zijn moeder. La Mort voor sopraan en alt met pianobegeleiding (tekst van Baudelaire) verwijst naar deze gelegenheid.
Op 24 april 1940 werd in het Concertgebouw Smits Concerto voor altviool en strijkorkest uitgevoerd. Twee weken later brak de Tweede Wereldoorlog uit en Joodse musici en componisten werden uitgesloten van alle belangrijke podia en hun muziek werd nu zelden in het openbaar uitgevoerd. Smits composities uit de jaren 1940-1943 weerspiegelen dit grote verlies aan vrijheid. Het was muziek voor thuis of voor onderwijsdoeleinden: 12 stukken voor vierhandig, Divertimento voor piano vierhandig, een fluitsonate en een strijkkwartet. Voor deze werken gebruikte Smit ideeën die hij jaren eerder had opgeschreven.
Leo Smit hield zich nooit bezig met het jodendom of met Palestina, noch in zijn muziek, noch in zijn poëziekeuze. Maar in juli 1942 begon hij piano en compositie te doceren aan de pas opgerichte school voor chazzanim (voorzangers in de synagoge). Het Nieuw Joods Kamerorkest voerde zijn Concertino voor cello en orkest op 24 november 1941 uit in de Joodse Schouwburg, voorheen bekend als de Hollandsche Schouwburg aan de Plantage Middenlaan. De toegang was beperkt tot een Joods publiek.
In november 1942 moesten Leo en Lientje noodgedwongen verhuizen van de Rivierenbuurt naar de Transvaalbuurt, een deportatiewijk in Amsterdam-Oost. In maart 1943 werden ze ontboden bij het Joods Theater (vandaag weer Hollandsche Schouwburg en Nationaal Holocaustmonument) en vervolgens naar Westerbork vervoerd. Eind april werden ze naar Sobibor vervoerd en bij aankomst vermoord. Smits oeuvre is klein maar meeslepend. Zijn muzikale oriëntatie is door en door Frans. De titels van sommige composities verwijzen naar Ravel en Debussy. Smits Schemselnihar en Ravels Shéhérazade zijn beide geïnspireerd op Arabische verhalen. Het lied Kleine Prelude van Ravel op tekst van Martinus Nijhoff, kan worden beschouwd als zijn eerbetoon aan de Franse meester die in 1937 stierf. Net als Ravel gebruikte hij het forlane-ritme in verschillende composities. Het Trio voor fluit, altviool en harp eert Debussy’s versie, maar alleen in de bezetting. Hetzelfde geldt voor het Concerto voor piano en blaasinstrumenten dat te vergelijken is met de compositie van Stravinsky. Ook hier liggen, afgezien van jazzinvloeden en gebruik van koortonen, de muzikale werelden van beide componisten ver uit elkaar. In vergelijking met Stravinsky hebben de decoratieve thema’s van Smit meer tederheid en kleur, en zijn gebruik van bitonaliteit (het gebruik van twee toetsen tegelijk) ligt dichter bij de techniek van Milhaud. Er zijn duidelijke invloeden van jazz en lichte muziek (foxtrot, charleston en rumba) en Smit was vooral dol op George Gershwin, waarbij hij vaak het populaire lied The man I love citeerde.
Leo Smits meest neoklassieke stuk is de Symfonie in C. Hier worden Mozartiaanse thema’s door een bitonale wringer gehaald, waardoor het typisch Smit klinkt. Hetzelfde geldt voor de Divertimento voor vierhandig piano, hoewel meer jazzy van karakter. Dit Divertimento was het resultaat van zijn continue spelen – met studenten – pianofragmenten uit Mozart-symfonieën. Smits fugatechniek in dit stuk en latere werken is vaak hoekig, maar ook speels en charmant. In het Trio voor klarinet, altviool en piano hebben breed ontwikkelde en sensuele melodieën de overhand.
De meest gespeelde werken tijdens zijn leven waren Trio voor fluit, altviool en harp en Quintet voor fluit, viool, altviool, cello en harp. Het Quintet stond geprogrammeerd in Parijs tijdens een concert van de smi (Société Musicale Indépendante), onder meer op aanraden van Ravel. Het Nederlands Instrumentaal Kwintet, opgericht door harpiste Rosa Spier, voerde dit stuk een tiental keer uit tijdens hun Poolse tournee in het najaar van 1929. Het Concertino voor harp en orkest werd opgedragen aan Rosa Spier, een groot promotor van zijn muziek. Leo’s zus Nora was een leerling van Rosa Spier en in het huis van de familie Smit stond een prachtige harp, wat Leo’s voorliefde en begrip voor dit instrument verklaart.
Wat maakt de muziek van Leo Smit zo uniek? Hij is niet log en zijn muziek klinkt fris en zorgeloos. Veel van zijn werken zijn geschreven in een gemakkelijke C majeur, vaak met elementen van lichte muziek en jazz, wat in die tijd nogal onconventioneel was in Nederland. Smit heeft een idiomatisch stijlbewustzijn en kent de piano, fluit, klarinet, altviool en harp volledig. Door de jaren heen, vooral na 1935, werd zijn palet donkerder, serieuzer en communicatiever. Dat blijkt uit de liederencyclus La mort en de Fluitsonate. Aanvankelijk noemden critici Smit ‘een van onze meest getalenteerde jonge componisten’, die zijn schrijfgemak prezen, maar ook een gebrek aan diepgang constateerden. Het klonk allemaal te makkelijk, het was niet diepgaand genoeg, en dus ook niet goed. Dat was misschien begrijpelijk in een tijd waarin constructivisten als Pijper en Badings de toon zetten. Maar Smit verklaarde dat hij buitengewoon traag werkte, met vallen en opstaan. Eindeloos probeerde hij ’thema’s’ te integreren die hij jaren eerder had genoteerd in een van zijn vele ‘Thematische Studieboeken’. Het is een wonder dat zijn muziek altijd klinkt alsof het in één ademtocht is bedacht.
In 1943 stond het voortbestaan van Smits oeuvre op het spel. Tijdens zijn leven werden slechts vier composities gepubliceerd. Zijn orkestwerken en de meeste kamermuziek, waaronder zijn beste composities, bestonden alleen in manuscriptformaat. Begin 1943 moet Smit een voorgevoel hebben gehad van wat komen gaat: hij deponeerde een stapel composities bij zijn leerling Frits Zuiderweg. Uit voorzorg had hij de titelpagina’s en zijn naam verwijderd. En op het laatste moment werden bij Daniel Ruyneman twee dozen met boeken over compositie en zijn eigen themastudies gedeponeerd. Het lijkt erop dat het hele oeuvre van Smit bewaard is gebleven.
Na de oorlog werd Smits muziek slechts af en toe uitgevoerd; meestal door muzikanten die hem hadden gekend. Rond 1955 raakte Smits melodieuze stijl uit de mode: componisten van de naoorlogse generatie werden met hun nieuwe en experimentele technieken de leidende figuren. Smits Fluitsonate is echter nooit helemaal verdwenen en had zijn reputatie opgebouwd in een kleine kring, gespeeld door vooraanstaande fluitisten als Koos Verheul en Abbie de Quant. De gevierde fluitiste Eleonore Pameijer bracht dit stuk uiteindelijk in 1994 onder de aandacht. Eerst op piano begeleid door Frans van Ruth en later Marcel Worms, werd het meermaals op cd opgenomen. De “Lento” met zijn sensuele melodische lijn, is buitengewoon boeiend. Het was de laatste voltooide compositie van Leo Smit, voordat hij in 1943 tot zwijgen werd veroordeeld. Op 15 april 2014, bij de onthulling van een monument (twee Stolpersteine) in de Eendrachtstraat in Amsterdam, de laatste woning van Leo en Lientje Smit, speelde Pameijer de Lento alleen in de open lucht.
In 2000 werd het honderdjarig bestaan van Smit herdacht met de uitgave van een verzameling van vier cd’s met zijn kamermuziek en orkestwerken: Leo Smit Volledige Werken. Een jaar later verscheen Smits caleidoscopische biografie Silhouettes van Jurjen Vis, een verslag van de zoektocht naar de man achter de muziek. (Jurjen Vis, bron: verbodenmusicremained.org)
